IK BEN NIET GEKOMEN OM OP TE HEFFEN,

MAAR OM DE VERVULLING TE BRENGEN (Mt. 5,17)

Als het eerstdaags Vastelaovend is, kan en mag iedereen een masker opzetten. Maar als je dat het hele jaar doet, is er iets mis met je. Dan ben je een verwrongen mens. Je kunt niet constant in twee werelden leven. Je aan de buitenkant anders voordoen dan wie je van binnenuit bent. Dat houdt geen mens lang vol. Jezus pleit er vandaag voor dat wij mensen zouden worden uit één stuk. Als we van God houden, dan moet die innerlijke houding ook zichtbaar worden in ons doen en laten.

Van oudsher zijn er religieuze wetten. Als Joodse man wist Jezus heel goed wat het Oude Verbond inhield. En hij zegt er over dat hij daar niks aan wil veranderen. Maar hij leert ons wel dat met het volbrengen van de wet nog niet alles is volbracht. Want de wet is een basis, een vertrekpunt. Jezus wijst vandaag op een overtreffende trap. Hij stoot namelijk door naar onze binnenkant, het innerlijk: naar ons hart. Voor wat en voor wie klopt het?

Alle wetten en regels kunnen op het eerste oog ietwat zwart-wit overkomen. Met het gevaar dat we ons verliezen in een punctuele wetsuitleg en wetsbeleving. Vergelijk het met de spelregels in de sportwereld. Wie alle regels uit het reglement van de KNVB naleeft, speelt nog geen mooi voetbal. Daarvoor moet je presteren en beginnen met voetballen. Dat geldt ook voor het spel van ons leven. Regels en wetten onderhouden, dat is het minimum.

Overigens, met het recht in je hand kun je de grootste onrechtvaardigheid bedrijven. Want de wet geeft niet het doel aan. De wet is een vertrekpunt naar het doel. Daarom kan de aansporing van Jezus bevrijdend werken. Natuurlijk is het geweldig als we ons aan de goddelijke geboden houden. Het is beslist lovenswaardig als we niet uit de pas lopen, doen wat hoort en ons houden aan wat is voorgeschreven. Maar ware godsdienstigheid gaat verder. Het gaat erom dat we met ons hart bij God zijn.

En daarom niet alleen geen mens kwaad doen, maar erop uit zijn een mens goed te doen. Er oog voor krijgen waar ik voor een ander een naaste kan zijn. Een voorbeeld; “Gij zult niet doden.” Als zegt dat je van God houdt zul je daarom niemand naar het leven staan. Dat gaat te ver, iemand doden! Maar hoe zit dat met die mens met wie je niet meer spreekt? Je zult letterlijk niet doden, maar ook niet figuurlijk. Als je hart bij God is, betekent dit ook dat je mensen niet mag doodpraten, doodzwijgen of doodkijken.

Of neem; "Gij zult geen echtbreuk plegen." Mensen kunnen de schijn ophouden: ons huwelijk is intact. Een prachtig masker. Maar we binnenshuis ook zuinig op elkaars geluk? Zijn we eigenlijk soms getrouwd en tegelijk gescheiden? Alleen de liefde van dag tot dag kan de wet in vervulling brengen. De liefde tot God en de liefde tot de naaste. Op deze wijze kun je de geboden niet alleen in grote lijnen onderhouden, maar tot in detail. Dan ervaar je dat wetten en regels niet zo zwart-wit zijn als je op het eerste oog zou vermoeden.

Wie zo leeft zal hoogstens met Vastelaovend een masker opzetten. De rest van het jaar hoeven we ons niet verbergen achter schone schijn, maar tonen we ons ware liefdevolle gezicht.

(Eugène Dassen)