WEEST DUS WAAKZAAM,
WANT GIJ KENT DAG NOCH UUR (Mt. 25,13)
De parabel van de verstandige en domme bruidsmeisjes was geliefd bij de eerste Christenen. De tien bruidsmeisjes staan uitgebeeld op veel graven in de catacomben van Rome, maar ook op mozaïeken. De parabel gaat over tien meisjes die met hun lampen de bruidegom tegemoet trokken. Vijf waren dom en namen geen olie mee. De verstandigen namen naast hun lamp ook kruiken olie mee.
De bruidegom liet op zich wachten en allen dommelden in slaap. Wanneer de komst van de bruidegom wordt aangekondigd blijkt de lamp-olie van vijf van de tien bruidsmeisjes ontoereikend. Lenen is er niet bij. Dan zou er voor niemand genoeg zijn. Terwijl ze naar olie op zoek gaan komt de bruidegom. De vijf die nog olie hadden kunnen mee naar het feest, de andere vijf komen te laat en worden niet meer binnengelaten.
De parabel is rijk aan symboliek. Belangrijkste is het tegemoet gaan van de bruidegom. Als een geliefd iemand vertrekt, willen we de laatste ogenblikken benutten. Zo is het ook al een geliefde zich bij thuiskomst meldt. Hem of haar wil je zo goed mogelijk ontvangen. De olielampen moesten brandend worden gehouden om de bruidegom op feestelijke wijze in te halen.
Olie sprak de mensen in Jezus’ tijd sterk aan. In een land waar olijven en andere vruchten zoveel olie bieden, werd olie gezien als een teken dat Gods zegen op hen rustte. Zegen, genezing en wijding zijn nauw verbonden met het gebruik van olie. Tot op de dag van vandaag gebrukken we oliën bij vier van de zeven sacramenten. De olie verzinnebeeld in deze parabel het geloof dat brandend gehouden moet worden.
Want de eerste Christenen keken gespannen uit naar de komst van God. Maar hoe is dat vandaag? Leven wij aan het begin van het derde millennium nog echt in de verwachting van het Rijk Gods? De vrees voor het laatste oordeel is grotendeels geluwd. De aandacht lijkt te zijn verschoven van een hierNAmaals naar een hierNUmaals. Daarom kan de oproep tot waakzaamheid confronterend zijn. ‘Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur.’
Immers er zijn momenten in het leven die beslissend kunnen zijn en die niet meer terugkomen. Het is verleidelijk om je onaantastbaar te wanen in de burcht van alles wat je op de sociale ladder bereikt en materieel verworven hebt. Daarom leert deze parabel ons: blijven uitkijken en blijven verlangen naar een vervulling die er nog niet is en die je je ook niet kunt voorstellen.
Want geloven is je dromen niet verliezen. Wie gelooft kan als een kind naar het onbekende toeleven. Met het besef dat het mooiste nog moet komen. Want gelovigen zien dit aardse leven als een onderweg zijn naar de uiteindelijke voltooiing bij God. In ons aardse leven komt God ons meer tegemoet dan wij Hem tegemoet gaan. Maar om elkaar te ontmoeten moeten we klaar staan, zoals we dat bij onze geliefden ook doen.
Wanneer we met God leven worden we niet verrast of overvallen. Moge Gods woorden ons geloof en onze liefde voeden, dan kunnen we schitteren door goede werken. Dan is iedere dag goed om geboren te worden en iedere dag goed om te sterven.

(Eugène Dassen)