WEG MET DIT ALLES!
MAAKT VAN HET HUIS VAN MIJN VADER
GEEN MARKTHAL! (Joh. 2,16)
De Sint Pietersbasiliek in Rome is een imposante kerk. Dagelijks stromen pelgrims en toeristen er samen. In de ochtend heerst er nog een serene sfeer van gebed. In de middag krioelt het er van pelgrims en toeristen. Individueel of in groep, verdringen ze elkaar in deze sacrale ruimte. De kerk doet op die momenten niet onder voor de drukte en het rumoer van het Centraal Station in de spits.
Dichter bij huis worden kerken aan de eredienst onttrokken. Ze worden afgebroken of krijgen een andere bestemming. Steeds minder mensen vinden met regelmaat de weg naar een kerkgebouw. De oorspronkelijke bestemming verdwijnt. Op die plekken is de ziel uit het gebouw verdwenen, de zin voor het heilige lijkt te zijn afgestompt. Er komen andere zaken die “heilig” zijn. Zoals koopkracht en vrije tijd, wie daaraan komt, pleegt heiligschennis.
In het evangelie drijft Jezus de kooplieden uit de tempel. Het is niet zo moeilijk om dit levendig voor te stellen. Het is nog altijd aktueel. Waar het hart van vol is, loopt de mond van over. Ons hart: waar is het vol van? Waar verpanden wij ons hart aan? Aan geld en goed, aan wat tijdelijk is en dus voorbij gaat? Maar daarvoor is het hart van mensen niet bedoeld. Het is niet bedoeld als marktplaats. Het is de plek waar God en mens elkaar kunnen ontmoeten.
Als geld en goed in ons leven hoofdzaak zijn geworden, hebben we van het huis van ons hart een markthal gemaakt. En Jezus zegt vandaag: dan zit je goed fout. De band met Mij is hoofdzaak. Dat je in je hart een band met Mij onderhoudt en dat je die koestert: dat is wat telt! Dat is wat je rijk maakt. Door Mij zul je de Vader leren kennen, Hij is het begin- en eindpunt van jouw bestaan.
Is het verwonderlijk dat Jezus woedend wordt bij al dat gedoe met geld in de tempel? Bij al die drukte om hun levensonderhoud hebben de mensen niet meer in de gaten dat ze aan Hem voorbij leven in wie God zich ten volle aan ons toont. In wie God met eenieder een relatie wil aangaan. De zuivering van de tempel had meer met de mens te doen dan met de tempel als gebouw.
Wat is hoofdzaak en wat is bijzaak in mijn leven? Waar is in mijn leven uiteindelijk alles op gericht? Waar zet ik dingen en mensen voor opzij? De jaarlijkse vastentijd herinnert er ons aan dat ons hart geen markthal mag zijn. In onze levenswijze komt tot uitdrukking wat wij belangrijk vinden. Waaraan we ons hart verpand hebben. Is er in ons drukke bestaan nog plaats voor de stilte van het heilige? En komen we nog toe aan bidden?
Beperkt het bidden zich soms tot een uurtje samenzijn in de zondagsmis? En bidden we dan ook echt of is het gewoonte geworden? God woont ook in ons. Mogen we ons daarvan bewust blijven. En mogen we op weg naar Pasen de relatie met Jezus verstevigen. Dan krijgen we als mens ook de kans om de tempel van ons lichaam te bewonen in harmonie van hart en geest.

(Eugène Dassen)