IN DE OMGEVING BEVONDEN ZICH HERDERS
DIE IN HET OPEN VELD GEDURENDE DE NACHT
HUN KUDDE BEWAAKTEN (Lc. 2,8)

In het Kerstverhaal is er sprake van herders. Dat zijn mensen die niet vastgeroest zitten aan eigen huis en haard. Dat zijn mensen die niet eens voorraden kunnen aanleggen. Dat zijn mensen zonder veel bagage. Ze leven niet in een goed gestoffeerde herberg, voorzien van alle gemakken. Herders zijn buitenlui, ze leven in het open veld. Dat open veld ligt buiten het openbare publieke leven. In het open veld staan geen huizen die gevuld zijn van de zolder tot de kelder. In het open veld kun je niet winkelen en is er geen kerst glitter en glamour.

De blote hemel is hun dak. Ze kijken niet naar een flatscreen, maar kijken naar hun kudde, naar het weer, naar zon en maan. Menigeen zou stellen: “Wij hebben het hier goed, maar de herders, dat zijn arme drommels!” Maar die arme drommels zijn wel aanspreekbaar. Ze zijn alles behalve vol van zichzelf en van alles dat ze bezitten. Het zijn mensen die nog verwachtingen koesteren en die niet enkel het heden consumeren. Deze herders zijn de eersten die na Jezus' geboorte aangesproken worden. De herders vonden als eerste God in het Kind in de kribbe in het open veld!

Ze mochten als eerste smaken wat Kerstmis eigenlijk inhoudt. Het waren herders die proefden hoe belangrijk een mens is. Iedere mens, ook de mens aan de rand en aan de kant. Om te kunnen proeven wat het Kerstfeest eigenlijk inhoudt, moeten wij dus de herder in onszelf tot leven laten komen. Wij moeten, om zo te zeggen, als een herder het huis uit en het open veld in. Het huis uit! Wij westerse mensen zijn vaak te rijk geworden, te vol van onszelf, te volgepropt om nog oog te hebben voor wat de herders zagen.

Het open veld in! Wij kennen nauwelijks nog de stilte. Wie kan nog horen wat hem of haar ten diepste bezig houdt? Misschien moeten wij wel uit onze roes ontwaken om als de herders te kunnen horen wie wij ten diepste zijn: arme mensen die nood hebben aan een God die verontwaardigd is als mensen lijden aan het leven arme mensen die nood hebben aan een Verlosser uit zonde en dood. "Zie, ik verkondig U heden een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk: heden is U een redder geboren: Christus de Heer!"

Ik wens ons allen toe dat wij deze boodschap niet alleen horen maar net als de herders ook verstaan. Dat we met hen durven neerknielen bij het Kind in de kribbe. Jezus is immers niet alleen toen gekomen als kind in Betlehem. Ook nu komt Hij tot ons. Hij spreekt ons toe in het Woord van Zijn evangelie. Hij voedt ons geestelijke leven in het Brood van de Eucharistie als wij ter Communie gaan. Wie Jezus in zijn of haar leven opneemt, staat sterk. De herders van het eerste uur hebben het geweten: zij vonden hun innerlijke waardigheid terug. Onze generatie mag volgen!

Het kind in de kribbe is de glimlach van God. Het vertederende kind strekt de armen naar ons uit. Het kind vraagt aan ons om opgenomen te worden in ons leven. Kerstmis is het feest van God die bij ons wil wonen. Het kind heet Immanuel: naam: God met ons! Wie het kindje aanneemt in zijn leven gaat een band met God aan en zal het diepste geluk vinden. Ons gezichtsveld wordt breder, we worden mensen van hoop. We kijken verder dan alles wat ons verdriet doet. En we bidden dat Gods Licht mag schijnen over deze wereld. Een nieuwe bestaanswijze is geboren: de weg uit een bestaan ten dode.

Moge het ons vergund zijn tussen alle bedrijvigheid door, in stilte naar de kribbe te kijken en er neer te knielen. Om zo te zien en te horen dat God met ons is! Want dat is de rijkdom van Kerstmis. Laten we vanavond of morgen even onze eigen herberg verlaten en net als de herders het open veld in gaan. Dan kunnen we net als de herders het kind in de kribbe begroeten. Graag tot vanavond of morgen, in de kerk. Dan kunnen we elkaar persoonlijk een ZALIG KERSTFEEST wensen!

(Eugène Dassen)