1. De stad van 7 bruggen!

 

Welkom in de stad der 7 bruggen

Over wiens brede ruggen

Wij ons heen en weer bewegen.

Benieuwd naar wat er aan de overkant gelegen

Te ontdekken valt.

 

U ziet er 6 maar wacht heel even

Het geheim van nummer zeven

Is dat hij onder het oppervlak der maas moet leven

Dus over zijn romeinse rug

Beweegt alleen nog water

We noemen hem de opa-brug.

 

Zijn dochter is hier nu de baas

Mater familias, Moeder Servaas

Zij houdt sinds eeuwen de twee overzijden

Die elkaar anders leken te vermijden

Geduldig bij elkaar.

 

Dat kan zij niet alleen dus om de zoveel jaar

Voegde zich er een nieuwe telg bij haar kinderschaar.

5 koters vormen het gezin

Noorbert, Spoorbrug, Willemien

En verder naar t zuiden gezien

Johnny F en Hogebrug, de benjamin.

 

U bent in Maastricht om de bruggen te zien

Kijk en zie misschien

Meer dan wat er over het water ligt.

Meer dan op het eerste gezicht.

Het symbool, de brug en zijn gestalt

Voor wat er ginder te ontdekken valt.

 

2. Wees een Bruggenbouwer!

 

De brug, zo simpel en zo krachtig.

Een symbool van hoop.

Een koppelstuk om wegen te verbinden

Om verschillen te omarmen.

Kijk eens naar degene naast of tegenover u

En denk!

Denk eens na over de kracht van een simpele handdruk of het effect van een glimlach.

Ieder gebaar, hoe klein ook, kan een brug zijn die de afstand tussen ons doet slinken.

 

Wees een bruggenbouwer!

 

Bruggenbouwers zijn geen dromers of hopeloos romantisch. Nee!

Het zijn denkers, durvers en doeners!

 

Een bruggenbouwer ziet

Een bruggenbouwer hoort

Een bruggenbouwer voelt

 

Kijkt en erkent de verschillen!

Tussen ons mensen, tussen ideeën, tussen culturen, tussen dialecten, tussen maasoevers landsgrenzen, en werelddelen en halfronden.

 

Maar oordeelt niet!

 

Een bruggenbouwer is bereid uit te reiken naar die ander, hoe moeilijk dat soms ook is.

 

Dus geef elkaar die hand, die knipoog of die glimlach en bouw!

Bouw je eigen kleine bruggetje, elke dag opnieuw.

 

 

De wereld wacht op onze bruggen!

 

3.Romeinse brug

Alles wat niet onderhouden wordt, gaat verloren…

 

JOEHOE!

Hé!

Hé jullie daar!

 

Hier ben ik!

Ken je me niet meer?

Ik ben het!

 

Ik zie je denken

Ik zie je knarsen

 

Ik ben de oudste!

Ik was de eerste!

Dat weet je toch?

 

Ik ben opgedoken!

Mijn pijlers zijn geborgen, dat weet je toch wel?

 

Daar lag ik, daar!

Tussen Servaas en de Hoegbrögk.

 

Ja zie je! Het begint te dagen.

Ik lig op het puntje van je tong!

‘Kom hoe heet die vent…’

 

Probeer het nog maar even

Ja, Je wil het mijzelf zeggen horen

Maar ik ga ‘m je niet geven

Dus weet; wat je niet onderhoudt gaat verloren.

 

4.Mater familias

U bent in Maastricht om de brug te zien

U ziet de oude brug. Twee overzijden

Die elkaar niet willen vermijden

Ooit verbonden door een boog of 10?

 

Ik zie hoe u hier staat, Uw bier gedronken

Uw hoofd vol van het uitzicht wijd en zijd

Laat u daar midden uit de oneindigheid

Een stem vernemen dat uw oren klonken

 

Het is Moeder Servaas. De plek die zij bezet

Groet schepen die stroomaf gevaren

Koers naar Rotterdam gezet

 

Haar zegen krijgen tegen de gevaren.

Het is een kort gebed;

Prijs God, zegt zij, zijn hand zal u bewaren!

 

5. Spoorbrug ‘Verruim je blik’

 

Wat moeten we toch met mij

Het zorgenkindje van de stad

Neem een beslissing lieve mensen

Ik ben het spuugend zat

 

Ik was een fiere spoorbrug

Een traliebrug van ijzer

Geef mij mijn decorum terug

Mijn groen wordt almaar grijzer

 

Lig hier te lang al niks te doen

Laat mij toch lasten dragen

‘Nee brug, jij gaat met vroegpensioen!’

Word niet geacht te klagen.

 

Maar alstublieft verruimt uw blik!

Bezie mij door een andren bril

En vraag mij naar dat ene wat ik

Het liefste wat ik worden wil.

 

Ik wil weer aan het werk!

Ik wil belopen, befietst, betreden!

Ik wil betramd, betreind bereden!

Ik wil niet meer jaloers zijn op mijn broers en zussen

Ik wil dienen, ik wil geven

Ik wil gezien en

ik wil leven!

 

6. Willemien (Wilhelminabrug)

Mijn naam is Willemien

De oudste dochter van het stel.

De oudste wordt altijd geacht mee te helpen in het gezin want moeder kon in haar eentje de lasten niet meer dragen.

Het werd haar te druk, het water stond haar aan de lippen.

Ook een brug kan overspannen.

 

Dus gingen wij het werk verdelen, ieder de helft.

Ik kreeg vaak te horen hoeveel ik op haar leek.

‘Wat ben je mooi, precies de bogen van je moeder.’

Dan bloosde ik en keek opzij. Zij knipboogde naar mij.

 

Het was goed.

Tot dat ene moment waarop de bezetter mijn onschuld wegblies.

Mijn schoonheid aan stukken

En hoe ik later ook mijn best deed.

Op haar lijken wilde niet meer lukken.

 

Sindsdien heb ik vele gedaantes gehad.

Mijn broers noemen mij Botoxje of Fillermien…

Er zijn 40.000 klinknagels in mij geslagen.

Ik ben gesplist, gevorkt, gepokt, gemazeld

En niet meer moeders mooiste.

Maar ik ben er nog, 94 jaar jong

Want mijn draagkracht ben ik nooit verloren!

 

7. Johnny F (Kennedybrug)

Hier lag ik dan, ik kon niet anders. Op een regenachtige meidag in 1968.

De Zuiderbrug.

Johnny F Kennedy.

 

Prins Claus knipte mijn lintje door.

In de stromende regen.

Lag ik daar.

On af te zijn.

Te vroeg geboren lijkt het wel.

Geen verkeerslicht.

Geen lijn.

Geen op- en afrit.

Geen smoel.

 

En ik moest meteen meehelpen in het gezin want Moeder Servaas en mijn zusje Willemien hadden het water aan hun lippen staan.

 

Dus ik besloot niet bij de pakken neer te gaan liggen.

 

Kleine Johnny ging aon de geng! Ik ging verbinden! Meh jong wat ging ik verbinden.

De gansen daag door.

Een ware bemiddelaar tussen oost en west, sjus wie d’n echte John F Kennedy.

 

Ja ja ik wilde mijn naam eer aan doen. Trouw, Loyaal, hard werken en niet klagen.

 

En zie nu; hard werken loont! Ik lig hier toch fantastisch bij! Met uitzicht op het zuiden. De zon in m’n gezicht

 

8. Ballade van de Noorderbrug

Ik ben recalcitrant, dat mag u rustig weten.

De butler van de stad, ook dat mag niet vergeten.

Dus eigenlijk moet ik zwijgen, maar in strijd met mijn geweten

Fungeer ik nu als brug voor mijn eigen hartenkreten.

 

Het gaat nu juist om wie ik ben, het gaat om mijn beleving

Van dat wat ik niet meer herken, als mijn eigen stadsomgeving

Welllicht zorgt deze litanie bij u nu voor een beving

Dus vraag ik aan mijn Ma Servaas als eerste om vergeving

 

Ik voel me slechts een doorgeefluik en handig ornament

De poort waardoor de massa naar binnen en naar buiten rent

De harde werker op kantoor maar door niemand ooit erkend.

Die nooit een schouderklopje krijgt; ‘wat fijn dan jij er bent’.

 

Zie mij maar als portier, als eerste Bastion.

Als verwijzing naar de vestingstad, zoals Maastricht begon.

En waar u de restanten van, recht onder mij herkennen kon

Tenzij uw blik niet verder kwam dan het industriebeton.

 

Ik dien de stad vol overgaaf reeds sinds de jaren tachtig.

En begrijp mij niet verkeerd mijn uitzicht hier is machtig.

Sphinx en Sappi, Bosscherveld liggen daar zo prachtig.

Belvedere niet meegeteld dat zeg ik kort maar krachtig.

 

Want alles stroomt dat weet ik heus, ik wil niet chaggeneren.

Maar eer die trouwe dienaars die de stad funderen

En leer hun zelfstandigheid dan des te meer waarderen

Zodat al wat Mosae Ad Trajectum is kan blijven functioneren.

 

Amen.

 

9. de Hoeg Brögk

A: Zègk jonges, wèt geer wat veer zien?

 

B: Eeeh… ‘n brögk?

 

A: Jao en wat nog mie?

 

C: Eeeh… ‘n sjoen brögk ?

 

A: Jao en wat nog mie?

 

B: Eeeeh… ‘n hoeg brögk?

 

A: Jaohaaaooo en wat nóg mie?

 

B + C: Eeeh……?

 

A: ’n boogtui !

 

B+C: ‘n boogtrui ?

 

A: Nein ’n boogtui ! Dat is es de pijlers neet in ‘t water stoon meh op de kant!

 

C: Oooaaa jaaoo! Dat klop want veer höbbe lekker altied druug veuj. Hahaha!

 

B: Neet zoe wie Johnny en Willemien en Noordbert, die stoon altied te moppere es ‘t weer heet geregend in Luik.

 

A: En wèt geer ouch wat d’r euver us gesjreve is toen veer zjus gebore waore?

 

C: Nein?

 

B: Door wee?

 

A: Raoj mer ‘s.

 

C: Door Sint Monulphus?

 

A: Haha nein.

 

B: Door Sint Gondulphus?

 

A: Nein…

 

B+C: Doorrr Sint Servaos!!!?

 

A: Neihei, jonges veer zien pas 22 jaor aajd! Veer zien nog mer ‘ne apekeutel.

Die bisjoppe vaan vreuger höbbe us noets gekind…

‘t Is dee sjrijver en diechter Martin Bril Zaoleger dee euver us heet gesjreve.

 

B+C: Martin Bril Zaoleger?

 

C: Wee hèt noe Zaoleger mèt z’ne achternaom?

 

B: Nein oliebol, dat is este doed bis en in d’n hiemel bis!

 

A: Zjustemint! Martin Bril Zaoleger waor ‘ne sjrijver oet Amsterdam.

 

B+C: Oet Amsterdam?? Vaan bove de riviere?

 

A: Jao jonges, vaan bove de riviere. Meh heer kaom hei hiel gere. Zjus wie allllllle aander lui die hei nao us stoon te kieke. Die koume ouch vaan heinde en verre!

 

B:Uhhhh boe ligk dat “heinde en verre”?

 

C: Keend dat ligk bove de riviere. Of zjus dao oonder !

 

B: OK OK, sorry huur iech weit ouch neet alles.

 

A: En Martin Bril Zaoleger sjreef euver us tot veer zoe’n prachtege verbinding zien tösse Centre Céramique en ‘t stadspark.

 

C: Jeh Zeker! En in ‘t Centre Sjé Moniek kinste beuk hole, dat wètste toch!

 

B: AO Jao dat is de blibliblijooteek.

 

A: De bibliotheek jao.

 

B: Ja en dan kinste die beuk lekker in ‘t park goon zitte leze.

 

C: En wat zag dee Zaoleger nog mie?

 

A: Tot d’r éín dink good fout is mèt us!

 

B+C: Wat daan????

 

A: Us trappe.. die trejje zien te laank, en te breid en de ren zien te glad …

‘ne Vreiseleke luien trap!

 

B: Jeh now, niemes is perfek huur.

 

C: Ja, Martin Zaoleger! Niemes is perfek!

 

B: Veer zien gewoen wee v’r zien! (en veer haoke de erm inein)

 

A: Zjustemint! Meh heer zag ouch tot este eimaol bove bis totste dao daan heerlek kins rolsjaatse, totste e magnefiek oetziech höbs euver Mestreech en totste euver de leuning kins haange. En wee zien v’r daan, es v’r euver us leuning haange?

 

ABC: Mamma Servaos! Joehoeee! (en veer zwejje)